Studentenleven
Uitgaan deden we bijna steevast in twee tenten, de Rockola en de Red Baron. In de Rockola werkte een leuke barkeepster die ons welgezind was omdat ze van ons povere bestaan wist dankzij een vriendje van haar, die ook het IAC deed. De rekening was steevast te laag, en daar moet je als arm schepsel niet lang over klagen. Het was een oer Amerikaanse tent, waar je hamburgers kon eten, en als je jarig was, en iemand was zo “grappig” om naar de hostess (please wait to be seated, erg moeilijk voor een eigengereide Nederlander die overal lege tafeltjes zag) te gaan en te zeggen dat het je verjaardag was, dan kwam de hele crew van het restaurant om je heen staan met ballonnetjes en zong: “ he’s a jolly good fellow” en “ happy birthday to you”. Dan zat je een beetje schaapachtig te kijken tussen je maten die van de kruk rolden van de lach, terwijl ze de ballonnen in je handen duwden.
Toen we er een keer achter waren dat Cees toen nog vrij laagdrempelig was qua alcoholintake hadden we hem steeds tuk. De Engelsman Carey, die altijd te porren was voor een: “ swift ale”, had juist het drankje voor Cees. Hij kreeg een glazen mok met Long Island Icetea, die hij opdronk alsof het een frisdrankje was. De ellende was dat het ook zo licht en heerlijk smaakte, maar er zat een ongelofelijke stoot drank in. Na nog zo’n pint lag Cees bekant onderaan de kruk te kirren en te praten met een dikke tong. Dan was het tijd om de hostess te roepen voor de birthday song. Cees protesteerde dan met overslaande stem dat hij helemaal niet jarig was, maar deze mensen hadden zoiets van: “ We gaan nu niet halverwege dat liedje kappen, want dan staan we er ook raar op“, dus zongen ze driftig door alsof er niets aan de hand was. Een paar avonden later herhaalde zich ditzelfde tafereel dan weer. Het enige probleem was dat de instructeur de volgende dag niet te genaken was, niet zozeer van de lethal icetea, maar van het vermeende gezichtsverlies. En dat moest je dan weten in dat krappe cockpitje van de Cessna 152.
Naast de Rockola zat de Red Baron, een grote discotheek, bar, restaurant, net geopend toen wij de opleiding waren begonnen. Zij probeerden naarstig klanten te trekken en deden dat o.a. door een Happy Hour buffet aan te richten tussen vijf en zeven. Nou is zo’n buffet meestal een povere bedoening, een paar stronken broccoli, kleffe cheddarkaas,een stok of drie celery, met zure dipsaus etc.
Zoniet hier, dit was luxe, posh. Grote champignons gevuld met krabvlees uit de oven, teryaki beefcubes, buffalowings ( ook iets waar een Hollander zich over verbaast omdat ie kon zweren dat die dingen van een kip kwamen) enzovoorts.
Het leuke was dat dit alles gratis was. Dus wij hadden al gauw door dat dit de plaats was om te dineren, voor weinig. Je bestelde een pilsje, en ging in de weer met het buffet. Als we afrekenden dan was dat een Michelob of Budweiser, wel met een goeie tip, had Cees ons geleerd (trok ook veel commentaar, tip , die gasten krijgen toch een uurloon!), en dan keek de waitress express niet naar het buffet want dat was volledig gesloopt, alsof er een zwerm sprinkhanen overheen was geweest. Het bewaarde ons van een confrontatie met een complete absentie van kookkunst. Toch moesten we er wel aan geloven, leren koken, elke avond zo uit eten gaan was bijna niet vol te houden van vijfenzeventig dollar zakgeld per week.
Later in de opleiding, toen we onze weg wat beter wisten te vinden in Newport News gingen we ook uit in gelegenheden die wat meer richting Hampton Beach en Norfolk lagen.
In een disco gingen we na een lange zoektocht, op goed geluk naar binnen, om even kijken of het wat was. Het bleek al gauw een goeie meatmarket te zijn, maar er zat een downside aan, er liep heel veel marine personeel rond. De US Navy was de grootste werkgever in deze contreien, voornamelijk in Norfolk, maar ook in Newport News, hier waren ‘s lands grootste scheepswerven gevestigd, waar vliegdekschepen zoals de Kennedy en de Lincoln gebouwd werden, evenals nucleaire subs. En als die subs thuiskwamen na een maandenlange zeereis, en moesten naar de werf voor onderhoud, dan kwam er een dikke honderd man van zo’n boot af, met de familiejuwelen in de aanslag. Die gingen dan hun gram halen in het lokale nachtleven. De sexuele woede werd erger naarmate er meer drank in ging, tot men op het punt kwam dat de laatste zweem van hoffelijkheid overboord ging en zo’n stier op een dame afstapte en haar zonder een spier te vertrekken vroegen: “ Wanna fuck?” Hier op dit punt kwamen wij in de picture. De meesten van ons waren lang, allemaal on-amerikaans gekleed, redelijk trendy (geen jeans en sneakers, vaste prik voor amerikanen), en heel wat meer gentleman dan deze opgeschoren matrozen. We hadden al gauw door dat ons accent in ons voordeel werkte, want het klonk exotisch, en was dus spannend.
Kort en goed, wij waren in de minderheid, er waren veel meer vrouwen die bescherming nodig hadden tegen de Wannafuck barbaren, maar we konden ze niet allemaal bedienen, de arme creaturen. Maar wie we konden helpen, die namen we geheel onbaatzuchtig onder onze hoede. Zo kwam het dat nogal wat jongens al gauw lokale scharrels hadden. Voor diegenen die in Nederland nog een vriendin hadden, was het vooruitzicht van jaren in ballingschap en die zonder haar, zo deprimerend dat ze zich al gauw overgaven aan de verleidingen, als ze al niet gedumpt waren d.m.v. een afscheepbrief uit Nederland. En vleiden ze zich dus zonder al te veel tegenspartelen in de armen van de lokale dames.
Herman Mateboer
Gezagvoerder op een MD11