Na twee weken op de vliegschool kregen we de tijding dat het crewtransport zou worden opgeschort en we zelf voor vervoer moesten zorgen. Dus moest er een auto komen. Dat werd een Chevrolet Caprice Estate, met heuse namaak houten panelen aan de zijkant. Uit de krant, voor achthonderd dollar, hadden we een “ set of wheels” met een vijfeneenhalve liter, acht cylinder motor en negen zitplaatsen (Als je de bank in de twee meter laadvloer opklapte). In Nederland was de zwarte variant van deze auto de geijkte lijkwagen. Van Cees de instructeur hadden we gehoord dat we bij het Department Motor Vehicles een nummerplaat moest aanvragen. Dat kostte dan zo’n zestig dollar, en dat was incluis de wegenbelasting (Daar kon men in Holland wel wat van leren). Als je tien dollar extra lapte kon je een “customized license plate” krijgen. Omdat er ons al wat Nederlanders voor waren gegaan met mooie Hollandse namen op de bumper, besteedden we een avond aan brainstormen wat er voor ten bucks op het nummerbord moest komen te staan. En we doopten haar “ ASOBAK”, niet geheel ontoepasselijk, je had vijf minuten nodig om om het geval heen te lopen.
Iedereen van ons had uit Nederland bij de ANWB een Internationaal Rijbewijs op zak, maar er moest eigenlijk een echt USA rijbewijs komen, waarvoor je naar de Department Motor Vehicles moest om dat te behalen. Zo reden we dus naar dat gebouw, en gingen in de rij staan voor dat papiertje. Eerst moest er een schriftelijk examen worden afgelegd van twintig multiple choice vragen. God zegene de greep, ik zat in een bankje, met het vodje papier, en begon vol goede moed, niet gehinderd door enige kennis van lokale zaken, werkte ik het lijstje af. Naast me zat een persoon, waarvan ik later zou leren dat men in deze contreien zo’n vent een redneck noemde, met een vettig truckerpetje achter op z’n hoofd. Hij kon blijkbaar niet zo goed lezen. Hij had bij de vraag over hoever je achter een werkende brandweerwagen mocht parkeren de hulp nodig van een examinatrice. Het was de eerste vraag, dus dat beloofde nog wat. Het ging ongeveer zo:
‘What don’t you understand, sir?’
‘The question’ (‘Da kwesjun’)
‘Well (‘Whale’), it says, how far can you park behind a fire engine (fah enjun)?’
‘ A, Five feet (Fahv feet), B Fifty feet, or C Twohundred’n fifty feet’?
‘I don’t know’ (‘Ah dunno’)
‘Whale, whaddaya think?’
‘ Ah rilly dunno’
‘ Don’t fahv feet look a li’l close?’
‘ Ah guess’.
‘ So it ain’t answer A, innit?’
‘ Nope’
‘ So how ’bout B, fifty feet?’
‘Whale , ah dunno, whadda you think?’ Vroeg vettig petje.
‘ I ask the questions here ( Ah aks the kwesjun heah), lemme tell ya, them firemen (dem fah-men), don like (lahk) you d’ be so close, y’know?’
‘Uhuh’.
‘So, whaddaya think’
‘ Whale, Aahh, euhh, aahh dunno?’
‘ Oh come on, dunnit look like iss answer C then?’
‘ Ah guess?’
Diepe zucht.
Enfin, de test gehaald, en toen het praktijk gedeelte. Ik kreeg als examinatrice dezelfde big momma mee die redneck met de test geholpen had, die al gauw opmerkte dat ik een “funny accent” had. De opdracht luidde: uit de parkinglot linksaf, volgende kruising rechts. Onderwijl keuvelden we lekker over het fenomeen “IK buitenlander“. Toen, overvallen door nieuwsgierigheid, ze kon het niet laten, vroeg ze hoe ik bij het DMV gebouw was gekomen. ‘In deze auto’, was mijn antwoord. Als de deur opengestaan had was ze eruit gerold. Ze was helemaal ontdaan. ‘You didn’t have no proper driving license coming here (drahving lahcens cummin’ heah)?’
“ Yes I did, I have an international one, and a Dutch one”.
‘Yeah, but no USA lahcens’
‘ Do you have any idea what getting a driving license in Holland costs?’
‘ Ah don care, as far as I’m concerned (fah as ahm concurn) you is illegal, you know what I’m saying?’ (‘Nome sayn?’)
‘More than a thousand dollars’
‘Oh my golly, you’re kiddn raht?’
‘Nope’
‘ Oh lordy lordy, das’ almost a monthly salary, jeepers’
Het hele verhaal duurde nog geen vijfentwintig minuten en toen had ik een mooi amerikaans rijbewijs voor het astronomische bedrag van 8 dollar 57. Daarvoor moest ik wel drie keer rechts af en een keer links, om een blokje huizen en door een verkeerslicht en daarna terug het terrein van de DMV op. Dat duurde ongeveer 4 minuten. Eerlijk gezegd, ik zit nu wel te gniffelen om die redneck, met een paar gram boter op m‘n kop, maar dankzij hem kon ik de brandweerautovraag ook goed beantwoorden, want wist ik veel, ik had initieel op B gegokt.
Later, toen er nog ettelijke nieuwe IAC studentenlichtingen volgden plachten wij ze naar het DMV te rijden en voor de sport gebruikten we de stopwatch om te “timen” wie er het snelst een rijbewijs kon halen, ik meen me te herinneren dat de snelste tijd op net onder de zestien minuten stond. Dat hing er maar net van af hoe lang de rij was bij het intekenen.
Herman Mateboer
Gezagvoerder op een MD11