In een grijs verleden – toen ik nog een pup was – vlogen we met de DC10 ‘convertible’ veel op Azië. We praten over 1992/1993. De kist was daarvoor ‘converted’ naar de vracht con guratie. We vlogen in die tijd o.a. naar Taipeh, Hong Kong, Nagoya, Bangkok, noem maar op.
Had ik de tijd gehad om uit mijn zijraampje te kijken, dan had ik de merklabels kunnen lezen aan de beha’s van de Chinese dames, die op de balkons van de to- ren ats hingen te drogen. Balkons waar we rakelings overheen zeilden. Ik moest echter de verrichtingen van mijn skipper in de gaten houden. Dus die beha’s en ander wasgoed zag ik pas goed toen ik eens aan boord van Cathay Paci c diezelfde nadering maakte, als passagier.
Als ik ooit de tijd had gehad om dit te observeren vanuit de cockpit – zoals de BWK’s van toen – dan had ik wellicht de dappere dodo gezien die op de bult stond, boven het checkerboard. De fotograaf die prachtige foto’s maakte van kisten in de landingscon guratie. Driftig draaiend in de rechterbocht en zakkend naar de baan. Zo’n werkpaard als de DC10 met de stylized M van de MAC (Spreek uit: mak, niet mek. De geuzennaam uit de tijd dat Martinair nog Martin’s Air Charter heette) op de staart.
Blazers, gitaristen, een bongoman, er stond een hele hoop muzikaal volk op elkaar geprakt op een paar vierkante meter.
Als bemanning ging je dan vroeg in de (lokale) ochtend naar bed, lag je de hele dag te ronken in een hotel in Kowloon en werd je wak- ker ergens rond vier, vijf uur in de middag. Ontbijt bestond niet zel- den uit een grote pint Foster’s bier bij een noodle tentje en de hele nacht was je klaar wakker en ge- noot van de Filipino’s op het podi- umpje van Ned Kelly’s Last Stand. De pianist annex zanger was een grumpy old bastard uit Australië die een t-shirt aan had met de tekst: What part of NO don’t you understand? Zijn plastic pitcher boven op de baby grand piano zat altijd vol tipgeld. Als je je afvroeg waarom de (bas)gitarist zijn gitaar rechtop hield, nou, dat kwam om- dat het podium zo klein was dat zijn instrument anders voor slag wapen aangemerkt kon worden. Blazers, gitaristen, een bongoman, er stond een hele hoop muzikaal volk op elkaar geprakt op een paar vierkante meter. Vervolgens lag je dan de hele dag weer in je bed te knorren en tegen het eind van de middag ging je weer vliegen. Met andere woorden; je bleef mooi in je Nederlandse ritme. Je zag overigens geen moer van die enerverende stad, maar je was wel de supreme kroegtijger. Nu vliegt alleen de B747 die routes nog en die heeft bij ons dan ook de bijnaam zevenbierzeven.
Ik vlieg dus al sinds dat ie uit de Long Beach fabriek rolde, op de MD11. Weliswaar loopt ie op zijn laatste benen, ook bij Martinair, maar het werkpaard doet nog steeds trouw zijn trucje. Ik schrijf dit stuk rond één uur in de ochtend. Ik ben thuis en nog klaarwakker. Dat krijg je als je negen dagen in ‘de West’ hebt rondgezworven en je interne klok naar die tijdzone is opgeschoven. Mijn lijf denkt dat het tijd is voor avondeten en maakt nog geen aanstalten om naar bed te gaan. De wekker gaat dan wel om zeven uur ‘s morgens, maar daar heeft mijn interne klok mooi lak aan. Daarom heb ik wat tijd omhanden. Boven is alles in diepe rust en ik kruip achter mijn laptop. Ik kan wel in bed gaan liggen met slaapverwekkende hormonen (melatonine) of wat muf makende barbituraten (temazepam), maar dat bioritme doe je mooi niks aan. Die heeft gewoon zijn eigen klok en slechts moeizaam laat hij zich weer gelijkzetten naar poldertijd.
Als je dus met die onvermurwbare lichaamsklok in ‘de West’ (ergens in Amerika) om vier, vijf uur in de ochtend wakker wordt, heb je nog wel de hele dag voor je. Om zes uur sta je in de gym, om uiterlijk negen uur zit je aan een ‘Everything bagel with cream cheese’ bij de Starbucks. En om tien uur ets je naar de mall en plundert er de Apple store. Dan ga je langs Abercrombie & Fitch en je stopt pas als de creditcard een meltdown krijgt en smeulend in je portemonnee verdwijnt. Dan loop je terug naar de Applestore, gaat weer online en appt de foto’s naar je vrouw van wat je gekocht hebt. Vervolgens loop je terug en ruilt nog wat zaken die niet helemaal naar wens waren en zo klungel je de dag door. Dat zijn allemaal monumentale beslissingen, die je (bijna) in je eentje maakt, vlak dat niet uit! De zevenbierzeven mensen bij de MAC noemen ons dan ook schamperend de jongens van de MDzelf. Ja, je snapt wel dat er wat onbegrip over en weer bestaat over hoe je het beste je geld kunt uitgeven. Bier of kleding. Ik weet het wel!
Dat je een gevaar op de weg bent, omdat je comateus van de slaap op de fiets zit, heeft hopelijk geen hond door.
Dus kom je na negen of elf dagen thuis, dan wil sla- pen niet helemaal lukken en loop je stilletjes door het lege huis. Je dwingt jezelf om rond acht uur in de ochtend met je dochter naar school te etsen en met wallen onder de ogen het toonbeeld te zijn van een verantwoordelijke vader. Dat je een gevaar op de weg bent, omdat je comateus van de slaap op de ets zit, heeft hopelijk geen hond door. Alhoewel de keeshond van de buren mij wel eens onderzoekend aankijkt, als ik ‘m weer op een haar na met mijn ets mis. Maar dat kan ook zijn omdat hij onze tuin zo jn vindt om in te kakken, net als die vijftien katten van allerlei buren, die elke ochtend ‘stoel- gangoverleg’ hebben en het never ever in hun eigen tuin doen. Ja, daar kan een mens narrig van worden!
Ik zou ook kunnen toegeven aan die onoverkomelijke ‘urge’ om te blijven liggen en rond het middaguur uit bed te komen. Terwijl mijn kinderen lunchen heb ik ontbijt. Dat deed een collega altijd en die was dus altijd tot vier uur in de ochtend klaar wakker en mopperde dat zijn tijdklok altijd op vijftig graden west bleef steken. En dan bij het licht van een bouwlamp des avonds zijn huis ging schilderen. Nee, hij had geen best huwelijk. Hier en daar moet je gewoon je tijd wat anders indelen, maakt niet uit wat die tijdklok van je wil. Ook hier geldt; ’s avonds een vent, ’s ochtends een vent!
Herman Mateboer